Bonifatius bij Dokkum vermoord.
754: Bonifatius bij Dokkum vermoord. De moord op Bonifatius bij Dokkum op 5 juni 754 is een historisch feit dat zich in grote bekendheid mag verheugen. In het huidige geschiedenisonderwijs komt het drama bij Dokkum nog geregeld aan de orde.
Bovendien is pas geleden het Bonifatiusjaar gevierd. De moord vond vorig jaar precies 1250 jaar geleden plaats en tijdens de festiviteiten werd de historische gebeurtenis op verschillende manieren vermeld en herdacht.
Het jaartal 754 verdient zeker een plaats in de canon. De martelaarsdood van Bonifatius bracht destijds zo'n schok teweeg in het toenmalige Frankische rijk, dat er nadien veel meer aandacht, tijd en geld werd besteed aan de kerstening van heidenen. Bovendien biedt het jaartal een aanknopingspunt bij het nadenken over de rol van het latente Germaanse heidendom in ons christelijk geloof. Een thema waarover op dit moment in de kerken een discussie gaande is. Zaten er in dat heidendom waardevolle zaken die door de kerstening verloren zijn gegaan?
Nadat Karel Martel de Friezen had verslagen in de slag aan de Boorne (734) kon worden begonnen met de kerstening van een groot deel van Nederland.
De verspreiding van het christendom in het toenmalige Nederland duurde echter lang. Volgens historicus Hans Mol heeft dat te maken met de manier waarop de samenleving was georganiseerd.
De Friezen die destijds in "ons land" woonden moeten volgen hem niet worden beschouwd als één volk, zoals Frankische bronnen suggereren. Er is volgens hem geen sprake van een overkoepelende samenhang, ondanks de "van archeologische zijde enthousiast uitgewerkte theorieën over een Fries koninkrijk dat in Wijnaldum een residentie zou hebben bezeten". Mol wijst erop dat de organisatie van de samenleving van de Friezen die in het huidige Holland, Zeeland en Utrecht woonden heel anders was dan die van de Friezen in noordelijker en oostelijker streken van "ons land" en het huidige Noordwest-Duitsland.
De bestaande kersteningstrategie was destijds simpel: eerst met een massale campagne de leider (koning en adel) christelijk maken en daarna volgt het volk vanzelf. De Friezen die in het begin van de achtste eeuw in het westelijk kustgebied woonden werden op deze manier vlot gekerstend. Met de inwoners die oostelijk van het huidige IJsselmeer woonden ging het niet zo makkelijk. In dit deel van het toenmalige Friesland was namelijk absoluut geen sprake van centraal gezag. De macht was verdeeld tussen veel locale, kleine potentaten. De zendingscampagne van Bonifatius mislukte volgens Mol, domweg omdat de methode niet deugde voor dit deel van "ons land".
Latere evangelisten als Willehad (familie van de vereerde Willibrord) en Liudger (een Fries uit de Vechtstreek) pakten het bete aan. Zij namen meer tijd om het vertrouwen te winnen van de lokale machthebbers en zij zetten hun eigen adellijke netwerken in. Bovendien schiepen ze plaatselijke uitvalsbases in het zendingsgebied, waardoor ze bekend raakten. Bonifatius kwam als vreemde met slaande trom en vliegend vaandel binnen. Dat moest dus wel fout gaan.
Winfried
Wie was Bonifatius? De latere martelaar werd omstreeks 672 als Winfried in het toenmalige Engelse koninkrijk Wessex geboren. Zijn wieg stond waarschijnlijk in het plaatsje Crediodunum, of Crediton. Hij was van adellijke afkomst en wilde, geheel tegen de zin van zijn ouders, al vroeg zijn bestaan wijden aan de religie. Na een opleiding van zeven jaar, legde hij zijn gelofte af als benedictijner monnik.
Toen Winfried dertig jaar oud was werd hij tot priester gewijd. Hij werd hoofd van de kloosterschool, waar hij grammatica- en literatuuronderwijs gaf.
Daarnaast genoot hij al gauw enige faam vanwege zijn preken, zijn bijbelcommentaren, zijn Engelstalige grammatica van het Latijn en zijn vele gedichten. Winfried stond bekend om zijn uiterst orthodoxe houding. Hij had zeer scherpe opvattingen en schroomde niet 'Zelfs pausen terecht te wijzen in zijn brieven.
Winfried koos er voor om 'pelgrim te worden voor Christus'. In 716 vertrok hij naar "ons land" om daar zendeling te worden. Deze reis liep op een teleurstelling uit, aangezien politieke omstandigheden het hem onmogelijk maakten zijn werk goed te doen. De Friese koning Redbad verzette zich tegen de invoering van het christendom.
Bonifatius ging terug naar Engeland en besloot om eerst een bezoek aan Rome te brengen, alvorens zich weer aan de zending te wijden. Van Paus Gregorius 1 (715-731) hoopte hij een officiële apostolische missieopdracht te krijgen en de benodigde rechten en vrijbrieven te verwerven. Zijn reis naar Rome begon hij met een bezoek aan een andere bekende Angelsaksische missionaris uit die tijd: bisschop Willibrord van Utrecht. Deze 'bisschop der Friezen' had al veel missiewerk verricht in het westelijk deel van "ons land".
De paus verleende Winfried op 15. mei 719 het recht om het evangelie te verkondigen onder de heidenen in Duitsland, ter rechter zijde van de Rijn. De paus gaf Winfried bij deze gelegenheid zijn nieuwe naam, ter bekrachtiging van zijn missie. Overeenkomstig een oud gebruik koos hij daarvoor de naam van de heilige van de voorafgaande dag, in dit geval Bonifatius van Tarsus(? -307). De Latijnse naam Bonifatius betekent 'weldoener' of, in een andere uitleg, 'goed fortuin'. Het is tekenend voor Winfrieds missiezucht, dat hij nadien nooit meer zijn oude naam heeft gebruikt.
Toen Willibrord in 744 overleed, nam Bonifatius het bisdom Utrecht onder zijn hoede. De paus benoemde Bonifatius in 747 tot aartsbisschop van Mainz. Hij werd de hoogste kerkelijke vorst van Duitsland. In 754 droeg Bonifatius het aartsbisdom Mainz over aan zijn leerlingen neef Lullus. Zelf wilde hij zich opnieuw aan de kerstening van de Nederlandse gebieden gaan wijden. De zending lag hem, ondanks zijn hoge positie, en zijn zeer respectabele leeftijd nog zeer na aan het hart.
Toen hij als ongeveer 80-jarige zendeling op 5 juni 754 met Pinksteren onderweg was naar een door hemzelf afgekondigd doopfeest bij Dokkum, werd hij overvallen door lieden die aan hun oude geloof willen vasthouden. Zij doodden hem tezamen met circa vijftig van zijn volgelingen, onder wie bisschop Eoban van Utrecht. De oude martelaar zou daarbij nog geprobeerd hebben de zwaardslagen af te weren met een (evangelie)boek. Bonifatius werd direct na zijn dood heilig verklaard.
Stelletje boeven
De moord op Bonifatius is vrijwel direct na de gebeurtenis getypeerd als het gevolg van een uit de hand gelopen overval van een stelletje boeven dat uit was op geldelijk gewin. Volgens Mol moet de moord veel eerder worden getypeerd als een weloverwogen, gecoördineerde actie van Friezen die zich te weer wilden stellen tegen de kerstening. Volgens hun eigen wetten hadden ze immers het volste recht tempelschenners en de aantasters van heiligdommen (Bonifatius haalde gewijde eiken omver) met de dood te bestraffen. Geen moord dus, volgens Mol, maar doodslag op iemand die de Friezen had geprovoceerd.
"Moord geldt in de Germaanse rechtsopvatting als een heimelijke en zeer oneervolle daad. De aanval vond niet plaats in het donker van de nacht maar bij het aanbreken van de dag met blinkende wapens, schilden en speren, op een tijdstip waarop gewoonlijk veldslagen werden uitgevochten."
Pieter Anko de Vries
Bron: Friesch Dagblad