pax roodgeel cmyk CMYKverkleindmettekst
Opera Bonifacius als Europees drama.



foto: Frans Andringa

Dit jaar herdenkt de provincie dat het 1250 jaar geleden is dat de Engelse missionaris Bonifatius (675-754) bij Dokkum werd vermoord. Stichting Rixt zag hierin een boeiend gegeven voor een nieuw muziektheaterwerk en trok Henk Alkema aan voor de muziek, Peter te Nuyl voor het libretto en de regie. "Wij hebben geen heiligenverklaring willen schrijven":, vertelt Te Nuijl. "Maar we hebben Bonifatius ook niet belachelijk willen maken. Dat gebeurt dus ook niet." Gaf Henk Alkema een eerste aanzet voor het libretto, Peter te Nuyl schreef de uiteindelijke operatekst. "Mijn persoonlijke uitgangspunt daarbij is geweest dat ik in zekere zin een diep religieus mens ben. Geen kerk, geen goeroe, geen stroming bevredigt me, dat is ook waar. Toch wil ik dat diep religieuze in mezelf uitdragen." Hij lacht. "Henk noem(me wel een 'reli-brettist'." De Engelse bas-bariton Mark Holland, vertolker van de rol van Bonifatius, liet zich na een week gezamenlijk repeteren naar aanleiding van de tekst ontvallen: "Als we ons op deze wereld maar bezig zouden houden met onderlinge overeenkomsten in plaats van onderlinge verschillen zou het een stuk beter met ons gaan." 


De woorden van Mark Holland weerspiegelden Te Nuyl zijn bedoeling met het libretto. Heel bewust zette hij het verhaal van Bonifatius in Europees perspectief. Een drama waarin een historische confrontatie tussen christendom en heidendom fungeert als_moderne dialoog over zingeving en tolerantie, over religie en macht. 

Het lijkt wel zendingsdrift. Hij lacht. "Ik ben een dominee die "zijn roeping heeft gemist." Of hij dat werkelijk meent? Het blijft een poosje stil. "Ja", geeft hij toe. "Terwijl ik totaal niet kerkelijk ben opgevoed. Ik heb ook nooit hoeven vechten tegen bepaalde dogma's of christelijke denkbeelden. Ik ben opgevoed in de kunsten. Dat bracht mij tot Godsbesef." Toen Te Nuyl ontdekte dat je de Mattheüs van Bach of een requiem van Mozart nooit echt op z'n merites kunt waarderen als je je niet verdiept in de religieuze achtergrond van zo'n werk, dook hij in verschillende religies. Vandaar dus dat het verhaal van Bonifatius hem zo intrigeerde. "Nee", benadrukt te NuyL "Het werkelijke verhaal zegt me niet zo veel. Het grootste gedeelte van de geschiedschrijving bestaat uit christelijke inkt en is dus per definitie gekleurd. Mij boeide vooral de laag eronder. Wat blijft er van het verhaal over als je het ontdoet van de christelijke interpretatie?" 

Een zoektocht naar objectieve bronnen liep op niets uit. "Buiten de christelijke bronnen kom je geen stap verder wat Bonifatius betreft, " vertelt Te Nuyl. "Binnen het wetenschappelijke onderzoek loop je dan vast en dus moet je bij de kunstenaar te rade gaan. De kunstenaar heeft namelijk de antenne om op te schrijven hoe iets zou kunnen zijn gebeurd." 
"Dat kunnen historici niet doen", vervolgt hij. "Die zijn gebonden aan bewijsmateriaal. De kunstenaar heeft die vrijheid wel, moet die zelfs benutten." Moet? "Ja, moet", herhaalt hij. "Ik denk - hier spreekt de dominee weer - dat het onze opdracht als kunstenaars is om een niet voor de handliggend beeld van de werkelijkheid te geven. Quasi-objectieve beelden worden er al zoveel gegeven door de media. Als je je echter in je geestelijke leven wilt ontwikkelen, moet je leren anders naar de werkelijkheid te kijken. Vroeger deden de dominees dat. Maar omdat die er steeds minder zijn, zou de kunstenaar dat voor een gedeelte kunnen overnemen." 

Maar dan moeten die kunstenaars wel wat te vertellen hebben. "Er is een groot verschil tussen dominees en kunstenaars", beaamt Peter te Nuyl. Een dominee en een gemeente. hebben een gemeenschappelijk kader. Zo'n gemeenschappelijk kader heeft de kunstenaar echter niet. Stel je de schouwburg eens als kerk voor. Binnen de eerste tien minuten van de voorstelling moet je als kunstenaar het publiek voor je winnen. Zonder gedeeld kader is dat geen gemakkelijke klus. Als je namelijk geen gemeenschappelijk kader hebt, kun je hem ook niet tegen het licht houden; als je geen grenzen hebt, kun je ze ook niet gebruiken om ze te overschrijden." 

Bokwerds 

De Europese setting van Te Nuyls versie nodigde uit om verschillende talen in de opera te laten weerklinken. In negen talen wordt gezongen waaronder het (oud)Fries, (oud)Frans, Duits, Engels, Italiaans en Latijn. Er zijn echter Nederlandse tekstboekjes aanwezig en tijdens de voorstelling wordt gebruik gemaakt van boventiteling. 

De doorloop is nog maar net begonnen als de verteller, amateur-archivaris Minnema,. opkomt. Het duurt een poosje voordat duidelijk wordt welke 'taal' hij spreekt. Hij spreekt een soort van Nederlands dat boordevol met frisismen zit. Dat is Bokwerds, vertelt Te Nuyl. Bokwerds? De geconstrueerde kromme taal waarin de Friese schrijver Rink van der Velde de draak steekt met de Nederlandse taalbeheersing van sommige Friezen? Hoe kom je op het idee? "Zo is' het voor de niet-Friestaligen makkelijker te verstaan", licht Te Nuyl toe. "Daarnaast is Minnema amateur-archivaris en hij mag daarom geen intellectueel zijn." 
Is het dan niet op z'n minst merkwaardig om binnen dat palet van voorname talen juist een onbeholpen vervormd soort Fries/Nederlands in de verbindingsteksten te gebruiken? "Nee", vindt Te Nuyl, "het Bokwerds leek ons wel humoristisch". Hij denkt niet dat Friestaligen het als beledigend zullen opvatten. 

Doopvont 

Foto: Frans Andringa


De doorloop ,stokt. De Friese koning Redbad staat op het punt gedoopt te worden door de Franse koning Karel Martel. Een imposant waterbekken van perspex, voor eenderde gevuld met water, dient als doopvont. Onder het zingen van oud Franse teksten probeert Martel het hoofd van tenor André Post onder water te duwen. "Het lukt echt niet", roept André plotseling uit. " Ik krijg min, hoofd niet onder water. Het water staat veel te laag." "Ga eens door je knieën", stelt Peter te Nuyl voor." Maar ook dat lukt niet. Als de tenor met z'n handen leunt op de zijkanten van het immense waterbekken begint deze vervaarlijk te kraken. "Dan vullen we hem toch even bij", stelt een ander voor. "Dat kan nooit", zegt de regie assistente met klem. "Dan wordt 'ie veel te zwaar om te verplaatsen.""Oké," besluit Te Nuyl, "hier moet een oplossing voor worden gevonden. We gaan door." 

Peter te Nuyl heeft in zijn versie van het verhaal van Bonifatius het christendom en heidendom (ofwel niet-christendom) gelijkwaardig aan elkaar willen laten zijn. "De kern is dat Bonifatius twee keer naar Fryslàn is gekomen. De eerste keer heeft hij een geweldige verlichtingservaring gehad door een heidense hogepriesteres. Dat heeft hij willen verdrukken door fanatiek te bekeren, heilige eiken om te hakken en kathedralen te bouwen. Als hij inmiddels over de tachtig is, kampt Rome nog met één heidens bolwerk: Dokkum. Het lijkt de kardinalen het beste om het heidendom daar via uitlokking uit te roeien. Bonifatius biedt zich dan aan als martelaar." "Inderdaad, die component van de hogepriesteres is verbeelding en ook het idee dat Bonifatias zich heeft laten sturen om zich op te offeren, maar het wonderlijke is " Plotseling onderbreekt Te Nuyl zichzelf. "Weet je, er zijn meerdere manieren van weten. Alleen bij ons in de westerse maatschappij staat de empirische wetenschap op een hoger plan. Iets hoeft echter lang niet altijd bewijsbaar te zijn, om toch waar te zijn. Wat je verzint, verzint je niet voor niets." 

Het wonderlijke is," gaat hij verder, "dat toen wij in de Friese archieven doken, we op het verhaal van een wichelroedeloper stieten, 'ook al niet betrouwbaar'," grinnikt hij. "Die had in 1964 onderzoek gedaan bij de bron in Dokkum en was van mening dat Bonifatius zich had laten sturen door de paus om zich op te laten opofferen." 

Het archief in Leeuwarden geeft geen uitsluitsel over de reden, Peter te Nuyl en Henk Alkerna bedachten er zelf één. "Hij wilde terug naar Eastra, de hogepriesteres die hem bij z'n eerste bezoek aan Fryslàn de godservaring bezorgde." 

In de opera laat Eastra Bonifatius de stem van God horen. Het 'oerlûd', zo vertelt de regisseur, of de harmonie der sferen. "Henk Alkerna heeft dat auditief vertaald. Twee maten lang hoor je een enorm 'geluid van Thaise gongs, daarna een lange stilte." 

Tijdens één van de eerste repetities gebeurde er iets wonderlijks. "Mark Holland kwam na afloop van deze scène geroerd naar me toe", vertelt Te Nuyl. "Hij had tijdens dat enorme lawaai een godservaring gehad." Heel bijzonder, maar ook verwarrend zo bleek later. "Henk is het nog steeds niet met me eens hoe ik de godservaring regisseer. Hij had de godservaring gepland in de stilte" terwijl ik hem juist in het geluid ervaar." 

De godsbeleving vormt in de opera de verklaring voor de terugkeer van Bonifatius naar Fryslàn. "Met die godservaring heb ik het heidendom in één klap naast het christendom willen zetten", vertelt Te Nuyl. "Als je namelijk, doortimmerd in je eigen religie, een verlichtingservaring een andere religie krijgt, dan trek je - als het goed is - zo'n heidense spiritualiteit met één ruk uit het verdomhoekje. Wordt het heidendom dan niet op een voetstuk geplaatst? Nee, beklemtoont Peter te Nuyl. "Een overdrijving naar de andere kant is nodig om het effect van gelijkwaardigheid te bewerkstelligen." 

Ondergang 

Peter te Nuyl is in Fryslàn geen onbekende. Van 1990 tot 1993 was hij artistiek leider van het Friestalig toneelgezelschap Tryater. In 1990 schreef hij voor het theatergezelschap het toneelstuk De ûndergong fan Fryslêm, dat de politieke ondergang van Fryslàn in 1498 beschrijft. "Eigenlijk gaat de opera Bonifacius ook over een ondergang van Fryslân, maar dan over een religieuze." 

Te Nuyl wil daarmee beslist 'niet zeggen dat we terug moeten naar heidense rituelen. "Blijf vooral culturele, ook religieuze, invloeden incorporeren die sterk genoeg zijn om zich te handhaven. Maar kijk af en toe achterom. Kijk naar waar je vandaan komt." Dat gebrek aan inzicht over eigen achtergrond is juist waar het volgens te Nuyl de Nederlanders aan schort. "Dat we niet met allochtonen om kunnen gaan heeft te maken met hoe we onszelf bekijken. Als we trotser zouden zijn op wie we zijn - als we dat al wisten - dan is het aanmerkelijk gemakkelijker om om te gaan met de identiteit van een ander. We missen zelf een identiteit, een kader, ja." 

Gebrich van der Meer 

Overgenomen uit Friesch Dagblad 9 september 2004