pax roodgeel cmyk CMYKverkleindmettekst
Het Huis van Licht


De mens van tegenwoordig is op zoek naar de sjamaan in zichzelf.
We praten met helende engelen. We worden heks, kenner van de eik, zen boeddhist, of bliven katholiek. Doen alles tegelijk.
Of we duiken een skte in. Modern geloven is zappen.



Als archeoloog verbonden aan het Fries Museum neem ik u graag mee op reis naar de tijd vóór Bonifatius komst naar Dokkum, het heidense Friesland. Hoe zagen de mensen de wereld toen om hen heen? Ik ga u niet het geloof van toen uit de doeken doen want' däarvoor hoeft u maar een trefwoord onder Germanen en geloof op te slaan in encyclopedie of op internet. Veel daarover is ontleend aan de IJslandse sagen en Tacitus Germania.
Interessanter lijkt me om samen te vatten wat wij aan vondsten en beeldvorming hebben in Friesland over het tijdvak vóór 754. Veel is jammer genoeg te vroeg ontdekt, dat wil zeggen tijdens commerciële afgravingen vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, wat we zonder overdrijving de derde beeldenstorm mogen noemen toen onherstelbaar veel bladzijden uit het Friese boek der geschiedenis zijn weggescheurd.
Friezen, terpjes en kerken schijnen op de kleistreken van Noord-Nederland onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat was echter niet altijd zo. Vóór de kerstening woonden er al meer dan duizend jaar mensen op verhoogde woonheuvels langs de kusten. We horen echter pas voor het eerst van de stam der Friezen en Chauken bij Romeinse geschiedschrijvers uit de eerste eeuw. Die vertellen ons ook iets over de geloofsgebruiken hier in het noorden en de trotse weigering van die stammen, deel te willen uitmaken van de superieure Mediterrane beschaving van de Romeinen.
Wereldbeschouwelijke vragen zijn voor archeologen, die doorgaans scherven en grondsporen interpreteren, heel lastig te beantwoorden. Antropologen, meer precies de etnografen en etnologen weten die materie beter te doorgronden dankzij hun studies van niet uitgestorven samenlevingen. Controle krijgen over de dagelijkse loop der dingen. Antwoorden op vraagstukken van eeuwigheid en oneindigheid, van geboorte en dood.
In het Tropenmuseum In Amsterdam en het onlangs prachtig heropende Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden gaat die wereld voor ons open. Vroeger tijdens onze opleiding leerden wij dat archeologie eigenlijk antropologie in enge zin is, vandaar dat onze blikken dus vaak naar deze discipline uitgaan.

Rituele handelingen
Uit antropologische studies weten we dat elke samenleving, vroeger en nu, doordesemd is met rituele handelingen ten dienste van hogere machten. Hoe een bepaalde wereldbeschouwing vroeger werd gevoeld door de mensen toen is lastig te achterhalen maar diverse pogingen daartoe zijn in het verleden in het werk gesteld. Dankzij baanbrekend werk van de Franse onderzoeker Georges Dumezil weten we dat sagen een weerspiegeling van de dagelijkse samenleving kunnen zijn.
Geprojecteerd op Friezen is het heldenepos Beowulf een prachtig voorbeeld van de periode 500-700 wanneer sprake is van koningen, priesters, krijgers en veeboeren, zeer waarschijnlijk ook in onze contreien. Jos Bazelmans wijdde er in Koningen van de Noordzee een prachtig hoofdstuk aan vanuit een antropologisch perspectief. In het heldenepos Beowulf wordt namelijk verhaald van de levensgang van een vorstenzoon, met' initiatieriten en praalbegrafenis in een schip aan het slot. Onze Friese helden van toen waren Finn en later Aldgisl en Radboud.
Gelukkig weet de hedendaagse archeoloog zich voor de periode vanaf de Romeinen geruggesteund door de beschikbaarheid van geschreven bronnen en stond de wetenschap van taal- en naamkunde de laatste honderd jaar ook niet stil. Met betrekking tot de Friezen beschikken we over enkele overgeleverde sagen en is hun gewoonterecht opgetekend in rechtsregels vanaf de tijd van Karel de Grote (Lex Frisionum).
Een prachtig hulpmiddel is óók nog een lijst van bijgelovige vergrijpen tegen het vroege christendom, opgetekend in de zogeheten Indiculus superstitionum in het klooster Fulda.
Zo weten we dat Friezen over inheemse heiligdommen beschikten; we kennen uit de naamkunde een paar plekken van heiligdommen alha almenum, haruh harich, wihah wehe den hoorn, maar ook Fositeland op Helgoland of zelfs Ameland. Voor Herre Halbertsma was Gaasterland het oude centrum voor leiderschap en niet noord
westelijk Westergo: eerste kloostervestiging St Odulphus vanuit Utrecht, verder duiden de namen Staveren, Warns en Harich op heiligdommem in het woud. Moeten we hier mogelijk Baduhenna zoeken? 

Offers werden er gebracht, soms godsoordelen uitg~sproken over gevangenen. Heiligschenners ondergingen draconische straffen, op het strand levend ingegraven tot op het hoofd na en van verse snijwonden. aan oorlellenoogleden voorzien waarna bij opkomend tij de krabben zich maar wat tegoed deden.

Archeologen zijn noodgedwongen wel eens te gemakkelijk in het toewijzen van een sacrale betekenis aan bepaalde vondsten. Zo worden veenlijken en grote schatvondsten in drassige gebieden (moerassen, stroompjes, bronnen) als offers gezien maar is het lang niet in alle gevallen een uitgemaakte zaak dat dit de enige juiste verklaring is.

Voor mijn bijdrage heb ik mij gebaseerd op veelal oude studies want na de Tweede Wereldoorlog is het lange tijd onmogelijk geweest om een zakelijke, niet emotioneel beladen discussie te voeren over herkomst en kosmologie (Etnische Deutung) van vroegere bewoners in onze noordelijke streken. Himmlers Ahnenerbe heeft diepe sporen nagelaten ook in Friesland en begin liever niet te vaak een onderwerp over Germanen, de stam der Friezen of de Odincultus.

De grootste Nederlandse germanist uit de twintigste eeuw was ongetwijfeld de Leidse hoogleraar Jan de Vries. Hij schreef in de dertigerjaren standaardwerken over de Vikingen in de lage landen en de Germaanse oudheid. Helaas koos hij in 1940 voor de Duitse zijde en werd hem een voortzetting van zijn loopbaan na de oorlog onmogelijk.

Zijn jarenlange studies, hij publiceerde erover tot aan zijn dood in 1964, vormen een ware fundgrube voor een eer,te beeldvorming. Beschikbare bronnen, toen bekende opgravingsvondsten en gevolgde methodische werkwijze waarbij nauwgezette studie van de IJslandse sagen een extrapolatie naar onze Friezen wettigde wegens een gezamenlijk oorsprong. Friezen maken namelijk onderdeel uit van de west Germaanse groep Ier Ingvaeonen.

Romeinse tijd.
Maar nu eerst terug naar de Romeinse tijd. Friese jongelingen, belust op avontuur en aanzien nemen dienst in Romeinse legereenheden vanaf 47 na Christus als Corbulo voor het laatst pogingen in het werk stelt om dit gebied te romaniseren. Zo komen we Friezen tegen in auxilaries of hulptroepen. We kennen zo een paar uit grafschriften van Vindolanda aan de muur van Hadrianus en bij Housestead meer zuidwaarts. Friezen die hun heldendood in legerdienst afsluiten met een eerbetoon aan de godheid Mars zo luiden hun grafteksten, voor hen opgericht door vrienden en verwanten.

In het terpengebied kennen we tientallen Romeinse bronzen godenbeeldjes hier geïmporteerd of meegenomen door dergelijke huurlingen. Huisaltaartjes wam bij de Romeinen zeer in trek. De voorliefde van Friezen voor de goden Mars en Mercurius, vergelijkbaar aan hun Tiwaz en Wodan, wordt bevestigd door het aantal vondsten van die goden, meer dan twintig stuks. Maar ook Apollo en Athena werden vereerd.

Athena werd gevonden op een terp die later in de zesde/zevende eeuw opnieuw nadrukkelijk van zich doet spreken met de ontdekking van het kroonweel uit de verzameling van het Fries Museum, het vlammend halssieraad of brisingamen, gewijd misschien aan de eredienst voor de heidense Scandinavische godheid Odin.

De betekenis van die terp is ook met het oog op andere vondsten daar van godsdienstverering zoals een runenhanger met opschrift Inguz en een gouden hanger opmerkelijk. Toch ook een heiligdom.

In Nederland deed Judith Schuyf met Heidens haar Heilige plaatsen in Nederland een nieuwe poging meer greep op die vroegere godsdiensten te krijgen en nog maar kortgeleden verscheen een spannend artikel in Spiegel Historiael over Keltische aanwijzingen van erediensten een aanrader voor ons allen hier,
Zo is de altaarsteen uit Beetgum gewijd aan de godheid Hludana een aanwijzing voor die invloeden van meer zuidwaarts en troffen archeologen een paar jaar geleden in de Groninger terp Engelum talloze schedels in een kringvorm geplaatst in een put aan wat evenzeer een mogelijke verwijzing naar Keltisch gebruik aangeeft.

Friesland ligt voor onderzoekers op het overgangsgebied tussen zuiver Keltisch en Germaans en zo moeten we er rekening mee houden dat de aanvankelijk meer Keltische invloeden uit de voor Romeinse ijzertijd langzaamaan worden verdrongen door Germaanse invloeden vanuit Noord-Duitsland als vanaf anderhalve eeuw vóór Christus Cimbren en Teutonen en later Chaukische volkeren onze kant meer opdringen.

Archeologen hoeden zich de laatste halve eeuw voor etnische uitspraken. Het is veel behaaglijker om bepaalde aardewerktypes maar een codenaam te geven en slechts sporadisch zie je dan ook stamnamen vermeld.

Ernst Taayke maakt daarop gelukkig een uitzondering. Wel is duidelijk dat Friezen van een paar eeuwen voor en na de jaartelling met één aardewerktype kunnen worden geassocieerd die wij streepband noemen.

Nogmaals op een rijtje gezet wat zien we nu in de terpen gebeuren vanaf hun eerste bewoningstijd rond zeshonderd vóór Christus? Aanvankelijk Keltische invloeden, vanaf tweehonderd vóór meer invloed uit het Germaanse gebied, rond vierhonderd tot zevenhonderd een Scandinavische invloed en vanaf de vlucht van Radboud met restanten van zijn vloot richting Denemarken rond 718 een eerste Frankische verovering en begeleidende kerstening van de bovenlaag van de samenleving die echter weer deels tenietgedaan zal zijn met de komst van Vikingen die zich rond 850-880 vestigen als zogenaamde beschermers van de kusten en dankzij recent gevonden zilverschatten op Wieringen vermoedelijk daar een van hun belangrijke machtsbases langs de inlandse toegangswaterweg via Zuiderzee en Vecht naar Dorestad hadden.

Ringwalburchten langs de Noordzeekust van Souburg tot Den Burg op Texel,
een schathorizont in deze periode langs het hele terpen en wierdengebied (met als belangrijkste recente vondst een van de grootste muntschatten gevonden bij Tzummarum in 1994) vormen andere tastbare bewijzen voor onveilige tijden.

Westfrisia en Walcheren zijn evenwel meer met Vikingen annex dan het terpengebied. Annalen van het klooster St Bertin bij St Omer in Noord Frankrijk verwijzen niet naar de terpen als zodanig maar wel naar Dorestad en Walacria.

Egge Knol ben ik dank verschuldigd voor inzage in zijn artikel wat binnenkort in Keppelstok, het orgaan van de stichting Alde Fryske Tsjerken zal worden opgenómen. Knol waagt zich aan het interpreteren van sporen van het
kersteningsproces in door hem onderzochte grafvelden in de terpen en wierden.

Samenvattend komt hij tot de volgende opzienbarende conclusies: Het spoor van kerstening van west naar oost over de kuststreken valt te volgen gelijktijdig verlopend met de verder oostwaarts verlopende veroveringen der Franken, met een geleidelijk opgeven van crematiegebruik, de aanleg van nieuwe grafveldjes en het afnemen van bijgiften. Daarnaast duiken steeds vaker wapengraven in het gebied op.

De Frankische overheersing en begeleidende kerstening zijn lastig uiteen te rafelen maar duidelijk is in ieder geval dat het proces van verandering in tijd van west naar oost van heidendom naar christianisering plaatsheeft. Vondsten
die rechtstreeks wijzen naar primitief geloof bij de terp bewoners zijn uit diverse tijdvakken bekend.

Uit de Romeinse tijd zijn het vooral de ruim dertig bronzen godenbeeldjes en de altaarsteen ter nagedachtenis aan Hludana uit de terp Besseburen onder Beetgum. Dateringen lopen van 100 tot driehonderd na Chr.

Uit de Volksverhuizingstijd komen voor het eerst gebruiks- en siervoorwerpen met runeninscripties naar deze streken, vermoedelijk onder invloed van Scandinavische landverhuizers en contacten over en weer. Runenteksten over
Inguz, afweer tegen ziektes en andere eigennamen wijzen op het bedwingen en onder controle krijgen van de bovenwereld.

Koningsspeld
De koningsspeld van Wijnaldum uit circa 620 is een prachtig voorbeeld waarin de clash tussen de Frankische wereld en de heidense op één sieraad in twee voorstellingen wordt weergegeven. De in elkaar verstrengelde viervoeters
(dierstijlornamentiek uit noordelijke streken) boven en het meer geometrische patroon onder aan de voetplaat met zelfs al een vierkant kruismotief in de onderste knop wijzen gelijktijdig naar beide belevingswerelden.
Uit Aalsum is uit ongeveer dezelfde tijd een reliekhouder van brons uit een rijk vrouwengraf bekend, een uit het zuiden gehuwde dochter van een reeds gekerstende Frank?

In diverse terpen duikt vanaf vijfhonderd al importaardewerk op met christelijke versieringsmotieven. Benen amuletten en zogenoemde Donarhangers komen regelmatig in grafvelden uit de vierde-zevende eeuw tevoorschijn.

Evert Kramer
is afgestudeerd archeoloog (RUG) en is verbonden als conservator archeologie aan het Fries Museum te Leeuwarden.